Gebeurt of gebeurd?

Wanneer spel je gebeurt (met een t) en wanneer is het gebeurd (met een d?

Gebeurt met een t

Je schrijft gebeurt met een t wanneer het werkwoord gebeuren in de persoonsvorm tegenwoordige tijd wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:

  • Wat gebeurt er nu?
  • Dit gebeurt soms.
  • Ik weet ook niet wat hier allemaal gebeurt.

Wat is een persoonsvorm?

Om te begrijpen wat een persoonsvorm is, moet je eerst weten wat het onderwerp is. Het onderwerp is het deel van de zin dat iets doet, of dat iets overkomt. Bijvoorbeeld:

  • Ik eet iets lekkers.
    Ik = onderwerp
  • Die film wordt morgen uitgezonden.
    Die film = onderwerp

De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm past zich aan dit onderwerp aan. Een paar voorbeeldzinnen:

  • Hij loopt door het bos.
    Hij = onderwerp
    loopt = persoonsvorm
  • Wij lopen door het bos.
    Wij = onderwerp
    lopen = persoonsvorm

Je ziet dat de persoonsvorm zich aanpast aan het onderwerp. Als het onderwerp meervoud is (wij), dan staat de persoonsvorm ook in het meervoud (lopen).

Iets anders waar je de persoonsvorm aan kunt herkennen: als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm mee. Kijk maar:

  • Marcel loopt naar de bushalte.
  • Marcel liep naar de bushalte.

Gebeurd met een d

Je schrijft gebeurd met een d wanneer het werkwoord gebeuren als voltooid deelwoord wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:

  • Wat is hier gebeurd?
  • Ik heb geen idee wat er allemaal is gebeurd gisteravond.
  • Er is een hoop gebeurd in de tussentijd.

Wat is een voltooid deelwoord?

Een voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die aangeeft dat iets is afgerond. Je combineert een voltooid deelwoord altijd met een vorm van het werkwoord hebben of zijn. Een paar voorbeelden:

  • Wat is er toch allemaal gebeurd tussen jullie?
  • Heb je fijn gewerkt vanmorgen?
  • Gisteravond had hij eindelijk alle brieven verstuurd.

Voorbeeldzinnen met gebeurd en gebeurt

  1. Zoiets bijzonders gebeurt maar een paar keer per jaar.
  2. Zoiets verschrikkelijks is mij gelukkig nog nooit gebeurd.
  3. Wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen!
  4. Wat er ook gebeurd is tussen jullie, het is nooit te laat.
  5. Het gebeurt me vaak dat ik mijn pasje vergeet.
  6. Het is me nog nooit gebeurd dat ik ook mijn tas kwijt was.
  7. Ik schrik van alles wat hier gebeurt.
  8. Ik schrik van alle dingen die hier zijn gebeurd.

In deze voorbeelden kun je goed zien dat er bij gebeurd met een d altijd een is of zijn in de buurt staat.