Updaten

Hoe vervoeg je het werkwoord updaten?

Het werkwoord updaten vervoeg je als volgt:

tegenwoordige tijd
ik update
jij updatet
hij/zij/het updatet

wij updaten
jullie updaten
zij updaten

verleden tijd
ik/jij/hij/zij/het updateten
wij/jullie/zij updateten

voltooid deelwoord
geüpdatet

tegenwoordig deelwoord
updatend

Voorbeeldzinnen met updaten

  1. De beheerder updatet elke ochtend de roosters.
  2. Met veel moeite konden we het geüpdatete bestand redden.
  3. Ramon heeft alle gegevens van onze collega’s geüpdatet.