Hoe vervoeg je het werkwoord updaten?
Het werkwoord updaten vervoeg je als volgt:
tegenwoordige tijd
ik update
jij updatet
hij/zij/het updatet
wij updaten
jullie updaten
zij updaten
verleden tijd
ik/jij/hij/zij/het updateten
wij/jullie/zij updateten
voltooid deelwoord
geüpdatet
tegenwoordig deelwoord
updatend
Voorbeeldzinnen met updaten
- De beheerder updatet elke ochtend de roosters.
- Met veel moeite konden we het geüpdatete bestand redden.
- Ramon heeft alle gegevens van onze collega’s geüpdatet.